Het gezicht van het boeddhisme in het westen


lezing voor de Vrijzinnig Protestantse kerk Ede, 9 mei 2019

Inleiding

Goedemorgen lieve mensen, wat fijn om hier uitgenodigd te zijn om jullie te vertellen over het Boeddhisme in het westen. Het is nota bene Pinksteren, wat mij betreft het belangrijkste feest van het Christendom – en dan zit ik niet in mijn eigen kerk De Duif in Amsterdam, maar hier bij jullie er ga vertellen over het boeddhisme in het westen. Ik kan het niet laten af en toe een uitstapje te maken naar het Christendom, maar ik vermoed dat u daar geen bezwaar tegen heeft. Maar ik zal voornamelijk praten over boeddhisme in het westen.
Boeddhisme is hot in Nederland, van de blijvende populariteit van Boeddhabeelden in de tuin en voor het raam bij mensen die graag de vredige uitstraling van Boeddha in meditatie om zich heen hebben, tot de hype van mindfulnesstrainingen in het bedrijfsleven en de gezondheidszorg.
Wellicht bent u op vakantie geweest in Thailand of Japan of Sri Lanka of zelfs Tibet en heeft u tempels bezocht en stupa’s. We hebben allemaal beelden bij het Boeddhisme, kennen het als een vredelievende religie, met de Dalai Lama als levend voorbeeld daarvan. Tegelijk horen we over de ongekende agressie van boeddhisten in Birma / Myanmar, soms onder leiding van Boeddhistische monniken, die zo’n 7000 moslims hebben vermoord en tegen de miljoen hebben doen vluchten de grens over naar de buurlanden. Etnische zuivering gebeurt dus ook in een Boeddhistische land. Niet iedereen die zich buigt voor de Boeddha leeft een vreedzaam leven.
Hier in het westen ziet het boeddhisme er weer heel anders uit dan in het oosten, waar het vandaan komt. Ik wil u uitleggen hoe het boeddhisme is ontstaan en zich heeft verspreid, en hoe het nu, na 2500 jaar in het westen is geland. Op het eind vertel ik u over de grondslagen van het boeddhisme – wat het Boeddhisme ons nu eigenlijk kan leren.
Maar eerst iets korts over mijzelf, mijn eigen geschiedenis met het boeddhisme – omdat het staat voor een zoektocht die velen in Nederland gaan.

Hoe kwam ik met Boeddhisme in aanraking?

Als 15 jarige puber heb ik, in navolging van mijn grote broers, de katholieke kerk gedag gezegd – ik beschouwde het allemaal maar als poespas en burgerlijk gedoe. Maar toen ik 26 was werd ik tijdens het stervensproces en bij de uitvaart van onze moeder geraakt en zag ik wat de betekenis is van de aanwezigheid van een goede pastor, en ervoer ik wat een ritueel kan doen met mensen. En het eerste jaar na mijn moeders dood kwam de vraag in mij op naar de zin van het bestaan, de in van al dat lijden dat een mens doet. Ik ging toen op zoek. Zowel in oecumenische kerkgemeenschappen, als in het boeddhisme.
Toen ik een jaar of 13 was had ik een glimp opgevangen van Zen – ik koesterde het geheim van dat woord en heimelijk heb ik toen in de bibliotheek lopen zoeken – en niets gevonden. Nu hoorde ik na mijn moeders overlijden van De Tiltenberg in Vogelenzang, waar de katholieke Graalvrouwen naast christelijke retraites en vrouwenretraites ook boeddhistische zenretraites organiseerden. En ik ging er weekenden naar toe om er kennis mee te maken.
Mijn christelijke zoektocht en mijn boeddhistische zoektocht gingen hand in hand – en dat gaan ze nog steeds. De afgelopen 35 jaar heb ik me een thuis gemaakt in zowel boeddhisme als christendom. Ik ben sinds 27 jaar voorganger in oecumenische basisgemeente de Duif in Amsterdam. Dat doe ik als vrijwilliger, naast mijn werk als manager in de dak- en thuislozenopvang. In de Duif is er ruimte voor onderzoek en experiment met de aloude liturgische vormen. Daarnaast ben ik sinds 2008 officieel boeddhist, heb me vooral verbonden met Vipassana en Zenmeditatie en ben sinds 20 jaar redacteur van en auteur in boeddhistische tijdschriften. Ik ben én én, én volledig christen én volledig boeddhist.
Ik doe mijn oefeningen en buigingen ’s morgens, ik volg retraites, mediteer, lees veel, studeer en zo nu en dan doe ik iets groters. Twee jaar geleden verbleef ik 2 maanden in het zenklooster van Zenlerares Joan Halifax, in Santa Fé, New Mexico, in de Verenigde Staten. Daar volgde ik onder meer met zo’n 40 artsen, verpleegkundigen en ziekenhuispastores een training Stervensbegeleiding vanuit Boeddhistisch perspectief – een fantastische training van professionele nabijheid ipv professionele distantie, bij het stervensproces.
Deze maand ben ik op straatretraite geweest in Keulen, dat wil zeggen dat we met een groep van 6 vrouwen 5 dagen en 4 nachten hebben doorgebracht met alleen ID bewijs, regenkleding, en slaapzak en zonder geld, telefoon en tandenborstel. Het was een spirituele oefening in armoede, in vragen wat je nodig hebt en vertrouwen op de goedheid van de straat. Ik vertel u er graag over als u geïnteresseerd bent.
Boeddhisme is voor mij een levenslang leerproces gaan betekenen dat ik graag met mijn christelijke wortels meng. Graag vertel ik u wat ik nu zo boeiend aan het boeddhisme vind, wat mij trekt en voedt en intrigeert.

Meditatie

Het startte bij mij met een fascinatie voor zenmeditatie. Hier in het westen is boeddhisme überhaupt onvervreemdbaar verbonden met meditatie. Op alle westerse boeddhistische centra leer je mediteren, en studie en wijsheid komen op de tweede plaats. Dat zie je aan de grote hoeveelheid boeken vanuit Boeddhisme die allemaal over levenswijsheid gaan. De populaire mindfulness-training is eigenlijk boeddhistische meditatie ontdaan van alle boeddhistische termen en rituelen. De stichter, Jon Kabat Zinn, wilde meditatie ten goede laten komen van uitbehandelde pijnpatiënten maar moest daarvoor alle religieuze elementen weglaten om acceptatie te vinden in de academische ziekenhuiswereld. Zo ontstond de mindfulness. Meditatie vinden we hier in het westen het meest interessant. Wat we in het westen amper zien is boeddhistische ethiek.
In het oosten is het omgekeerd. Eigenlijk zijn er maar heel weinig boeddhisten die mediteren. Het gewone volk is devoot en beoefent de deugd van de vrijgevigheid. De monniken leven van de giften van de leken. Iedere morgen zijn er bedelronden, waar de mensen rijst en andere etenswaren schenken aan de monniken. Is hun nap vol dan gaan de monniken terug naar het klooster, eten en vasten de rest van de dag. De monniken bidden en zingen voor de leken, ze troosten en voeren de rituelen uit, ze leiden scholen voor jonge jongens – die veelal na de schoolperiode weer uittreden. Het is in veel landen de gewoonte dat leken tijdelijk intreden en voor enige weken tot enige jaren monnik zijn voordat zij weer een gewoon leven als leek leiden. Een beetje man treedt minstens een keer in zijn leven in, in het klooster.
Zelfs onder de monniken zijn er maar weinig die consequent mediteren. De meditatie is in boeddhistische landen aan de echte gevorderde kloosterlingen voorbehouden, zoals in vorige eeuwen ook in Nederland. In de meeste kloosters wordt minder gemediteerd dan hier in het westen in een boeddhistische retraite.
Het gaat er in Boeddha’s idee om begeerte en haat uit te bannen. De gewone mensen doen dat door het beoefenen van vrijgevigheid. Je niet hechten aan bezit, blij zijn met wat je krijgt en vooral geven wat een je missen kunt. Zo leren de leken om begeerte en haat onder controle te houden. Deze ethische leefregel is de basis voor boeddhistisch leven in boeddhistische landen. En wat de gewone mensen beoefenen door vrijgevigheid doen de gevorderde monniken in de meditatie: daar leer je je geest kennen en beheersen.

Dat roept natuurlijk de vraag op waarom wij in het westen de meditatie dan toch als zo belangrijk? Om die vraag te beantwoorden duiken we er eerst wat meer in, in die meditatie.
Ik wil u uitnodigen een korte meditatie mee te maken, ter kennismaking. U hoeft niet mee te doen als het u tegenstaat – maar er zal u niets vreemds overkomen als u wel meedoet – dat beloof ik.
Gaat u rechtop zitten, voeten op de grond, zitbotje in uw stoel, ontspannen rechtop, uw kruintje naar de hemel wijzend. Handen op uw dijbenen, ogen geloken – dat wil zeggen niet echt kijkend, maar open en een beetje naar binnen gericht.
Adem twee keer diep in en diep uit. Ontspan tijdens die ademhaling alle spieren terwijl uw kruin naar de hemel blijft wijzen en uw stuitje in de stoel boort. Strong back, soft front – sterke rug, zachte borstkas, zegt mijn zenlerares Joan Halifax.
Dan telt u uw ademhaling tot 10 mee, in is 1 en uit is 2. Bent u bij 10 dan begint u weer opnieuw. Bent u afgeleid, begin terug bij 1– u hoeft nergens te komen, niets te bewijzen. Doe het gewoon en zie wat het u brengt.
Komt er een gedachte op, merk de gedachte op, en keer terug naar het tellen van de ademhaling.
Is er jeuk, spanning, haal adem, laat de lijfelijke spanning gaan en keer terug naar het tellen van de ademhaling.
Misschien zijn er geluiden die u storen, mijn stem, de ademhaling van uw buurman, een geluid buiten deze ruimte. Merk uw ergernis op en laat het geluid binnenkomen en weer vertrekken. Keer terug naar de oplettendheid op de ademhaling.
Zit u nog ontspannen – of is inmiddels uw rug gespannen of uw schouders of uw kaak? Merk de spanning op, adem het los en keer terug naar het tellen van de ademhaling.
Misschien ontdekt u dat u de tel kwijt bent, of dat u ineens al bij 20 bent. U merkt het op en start opnieuw bij 1.
Dan vraag ik u nu om uw meditatie te stoppen, weer te bewegen en actief te kijken.

Is iedereen weer helemaal hier? Dan ga ik verder met mijn verhaal. Straks na de pauze ben ik benieuwd om te horen wat u ervaren hebt – dan kunnen we er meer over spreken.
Deze meditatie-instructie die ik u gaf is een kenmerkende instructie voor zazen, zenmeditatie dus. Meestal in periodes van 20 minuten van volledig stil zitten, afgewisseld met 5 minuten loopmeditatie, waarna opnieuw 20 minuten wordt gezeten, en dat in een retraite zo’n uur of 6 tot 8 per dag, afgewisseld met rituele maaltijden, de hele dag in volkomen stilte.
We zijn er ons meestal niet van bewust hoe onze gedachtestroom onophoudelijk doorgaat en ons voortdurend opjaagt en bezig houdt. In de meditatie praktiseer je de onderbreking daarvan. Wat je doet is voortdurend je gedachten stoppen en je aandacht naar het hier en nu halen, in de vorm van het volgen van je ademhaling, zonder er oordelen over te hebben. Langzaam wordt je geest geconcentreerder en helderder.
Bij een andere vorm van meditatie, de vipassana, kijk je naar wat er in je geest opkomt, benoemt het met één woord en je gaat weer terug naar de ademhaling. Dat geeft je naast een heldere geest ook inzicht in hoe je geest werkt, welke favoriete gedachten of emoties je hebt, welke sluipwegen er zijn naar denken en onrust. Daarom heet deze vorm inzichtsmeditatie.
Het kalmeren van je geest en het kennen van je geest door de meditatie is zo belangrijk in ons westers Boeddhisme omdat het ons helpt los te komen van de mallemolen van onze begeerten en onze afkeer. Ik zal dat toelichten. Maar laat ik bij het begin beginnen. Eerst iets over de Boeddha en de geschiedenis van het Boeddhisme – dan kom ik straks terug op de meditatie in het westen.

De Boeddha

Het begin is de Boeddha. Zoals Jezus een Jood was, was Boeddha een Hindoe. Hij werd als Siddharta Gautama geboren in het zuiden van Nepal en leefde rond 400 voor Christus in India. Het leed in de wereld had hem geraakt – en hij wilde de weg vinden om ervan bevrijd te worden. Hij verliet zijn jonge gezin en het koninklijk paleis waar hij de troonopvolger was, om als bezitloze en thuisloze te zwerven en door versterving en lichaamsverzaking heilig te worden. Hij volgde de toen gangbare goeroes die door wereldverzaking en lichaamskastijding verlichting trachtten te vinden. Maar hij vond de verlichting niet. Op een dag was hij uitgemergeld en op sterven na dood toen een boerenmeisje hem een kom melk aanreikte. Hij accepteerde de melk. Dat verkwikte hem en hij besefte dat er een middenweg moest zijn. Niet de totale overgave aan genot en weelde, noch de totale overgave aan lichamelijk afzien leidt tot geluk maar alleen de middenweg. Hij ontdekte dat je kunt accepteren dat je mens bent met menselijke behoeften en menselijk lijden, en dat je tegelijk je leven niet hoeft te laten drijven door je behoeften en je leed. Volgens de traditie raakte hij verlicht terwijl hij onder een Bodhiboom zat.
Hij overtuigde zijn oude maten van zijn inzichten en trok zo’n 60 jaar rond na zijn verlichting als thuisloze monnik. Hij werd de Boeddha genoemd, de ontwaakte. Hij kreeg vele volgelingen, waaronder zijn eigen vrouw en zijn zoon. Na zijn dood verspreidde vanuit India het boeddhisme zich en verbond zich met de religies van de landen waar het aankwam. Het verspreidde zich naar het zuiden, naar Sri Lanka, Thailand, Myan Mar, Cambodja en zo ontstond de Theravada traditie, die het meest dichtbij de oorspronkelijke leer bleef van de Boeddha. In verschillende meer jaren durende concilies zijn de verhalen van de Boeddha aan elkaar verteld en herverteld en vastgelegd en op schrift gesteld, die als de canon zijn gaan gelden. Er ontstond tijdens zo’n concilie (100 v Chr) een belangrijke scheuring tussen 2 scholen. Het belangrijkste verschil: het oude boeddhisme (de Theravada traditie van Thailand, Myan Mar, enz, gelooft alleen in de mogelijkheid van persoonlijke verlichting – na reeksen van incarnaties. De nieuwe stroming, de Mahayana traditie, die je in het Japanse Zenboeddhisme en Tibetaans boeddhisme terug ziet, is sociaal gerichter en kent de gelofte om pas verlicht te worden als iedereen op aarde verlicht is.
Het Zenboeddisme ontstond na de verspreiding via China naar Japan door het contact met Taoisme. Meditatie en concentratie zijn belangrijk, en zo ook ontstond door vermenging van deze concentratieoefening met gestileerde vormen van dagelijks leven: boogschieten, thee zetten, bloemschikken, kalligraferen, tuinen maken volgens zenprincipes.
Een paar eeuwen later (pas in de 9e eeuw) werd het Boeddhisme vanuit India in Tibet geïntroduceerd. Het vermengde zich met de daar aanwezige magische Bönreligie en er ontstonden verschillende Tibetaanse geheime leren.

Naar het westen

Het zijn met name christelijke kloosterlingen geweest die de oosterse meditatie voor het eerst naar het westen hebben gehaald. Voor de 2e wereldoorlog waren dat Thomas Merton, een trappistenmonnik en Hugo Lasalle, een jezuïet en missionaris in Japan. Zij hebben de lijn naar het zenboeddhisme gelegd. In Nederland was Graalvrouw Mimi Marechal na de oorlog naar Japan getrokken. Vanaf de jaren ‘60 bracht zij het zenboeddhisme mee terug naar retraitecentrum De Tiltenberg, nodigde er haar Japanse leraar uit en gaf zelf meditatie-instructie. Ik maakte er kennis mee in de jaren ‘80.
Het waren dus westerse mensen die uit interesse voor de Oosterse leefwijze en religies meesters en meditatietechniek introduceerden in het westen. Tegelijk trokken er uit verschillende Aziatische landen meesters, monniken en lama’s naar het westen om er het boeddhisme te brengen. Het Boeddhisme is geen missionerende religie, het waren vooral de maatschappelijke ontwikkelingen die zorgden voor die verspreiding. Vanuit Japan gekomen gaf zenmeester en hoogleraar boeddhistische filosofie D.T. Suzuki les in de jaren ’50 in de VS. Door lezingen, vertalingen en overdracht bracht hij de zen naar de VS. Het zenboeddhisme is waarschijnlijk als eerste in het westen opgenomen en ook het meest uitgebreid al doorgegeven aan nieuwe generaties westerse leraren.
In 1959, toen de inval van China in Tibet plaatsvond, vluchtten vele lama’s en monniken naar India en trokken van daaruit over de wereld. Het oorspronkelijke Tibetaanse boeddhisme is een geheime religie van inwijdingen, en zonder deze Chinese inval zou het nooit het westen hebben bereikt. Nu raakte door de agressie van China het Tibetaans boeddhisme verspreid over het hele westen.
Een monnik uit de Thaise traditie was de monnik Mettavihari. Hij werd in 1973 naar Nederland gezonden om een tempel te vestigen, met name voor Thaise vrouwen die in Indonesië met Nederlandse mannen waren getrouwd en naar Nederland waren geëmigreerd. Hij bezocht het hippiecentrum De Kosmos, kreeg de schrik van zijn leven, maar ontdekte dat deze hippies rijp waren voor het echte meditatiewerk en startte met meditatielessen aan Nederlanders, in Waalwijk, Amsterdam en Groningen. Meerdere van zijn leerlingen, waaronder voormalig katholieke non Jotika Hermsen (die een tijd mijn lerares was) zijn weer leraren geworden met een eigen school in Nederland.
Op dit moment zijn er tientallen scholen en stromingen van Boeddhisme in ieder westers land vertegenwoordigd, vaak met een westerse lerares of leraar aan het hoofd. Bij de Boeddhistische Unie Nederland alleen al zijn er zo’n 50 boeddhistische centra aangesloten vaak met meerdere vestigingen in verschillende steden van Nederland en dat rijtje is lang niet uitputtend. Wij kennen hier dus een veel grotere verscheidenheid in Boeddhistische tradities dan in de oorspronkelijke landen!
Ook zien we mixvormen, mensen die hoppen tussen tradities en overal een cursus van meepikken. Dat zijn de multi-religieuzen. Ikzelf ben ook van zen naar tibetaans naar theravada overgestapt en weer terug gegaan naar zenboeddhisme. En dan ben ik ook nog eens oecumenisch christelijk.

Volk

De Vlaamse psychiater en zenleraar Edel Maex keek nog eens goed naar dit verschil tussen het Westen en het Oosten. In het Westen zijn levensbeschouwingen steeds gebonden geweest aan een volk. De God van de joden was de God van het volk. In mijn jeugd waren de katholieke en protestantse bevolkingsgroepen volledig van elkaar gescheiden. Dit zorgt voor een link tussen levensbeschouwing en identiteit. Voor het Westen is dit zo vanzelfsprekend dat we ons nauwelijks realiseren dat dit cultureel bepaald is.

In het Oosten daarentegen waren het doorgaans alleen de ‘professionals’: de leraren en monniken die een levensbeschouwelijke identiteit hadden, terwijl de gewone mensen vrij gebruik maakten van de diensten van alle tradities, soms met een zekere voorkeur, vaak ook zonder goed op de hoogte te zijn van de specifieke verschillen.
Waar het Westen godsdienstoorlogen gekend heeft die in wezen oorlogen waren tussen volkeren of bevolkingsgroepen met een levensbeschouwelijke identiteit, bleven ideologische conflicten in het Oosten beperkt tot conflicten tussen professionals. (Wat oosterse volkeren uiteraard niet belette om andere excuses te zoeken om oorlog te voeren maar ze voerden dus geen godsdienstoorlogen.)

Onder invloed van de monotheïstische religies zien we ook in het Oosten het idee van een religieuze identiteit ontstaan. Tegelijkertijd is in het Westen het idee ontstaan van een religiositeit of spiritualiteit die niet gebonden is aan een kerkelijk instituut. Deze verschuiving wordt meesmuilend wel eens syncretisme genoemd, ietsisme, religie à la carte, of een religieuze supermarkt waarbij iedereen zijn eigen religie naar eigen wensen samenstelt. Dat klinkt flink geringschatting, alsof het een symptoom van de vervlakking van de westerse mens is.

De vraag is of deze individualisering van geloof al in gang was en dit een van de redenen is dat het Boeddhisme zo aanslaat, of omgekeerd, dat de komst van het Boeddhisme als religie zonder vaste identiteit goed aansloot bij de tendens in onze maatschappij naar individualisering.

Boeddhistische leer

Deze ruime verspreiding van het boeddhistisch gedachtegoed en de boeddhistische meditatie kon alleen tot stand komen omdat wij westerlingen de leer die erachter zit zo aantrekkelijk vinden. Wat is die leer? Ik doe hem u graag beknopt uit de doeken.
De Boeddha bereikte onder zijn Bodhiboom de verlichting en zijn ontdekking was de middenweg – hij nam afstand van de extremen en gaf zijn volle aandacht voor wat de menselijke conditie is.
De basis van wat hij leerde is de erkenning van het lijden van mensen. Er is het gewone onontkoombare lijden: pijn door ziekte, honger, verlies van geliefden, ouderdom en dood. Dit is onontkoombaar en zullen wij allen meemaken. Daarnaast onderscheidde hij het lijden dat wij nu psychisch zouden noemen: de angst voor verlies, de pijn omdat je niet krijgt wat je verlangt of de pijn omdat je verliest wat je had. Wij zouden zeggen: ‘de mens lijdt het meest om het lijden dat hij vreest’. Boeddha zegt dat we pijn, ziekte, verlies, menselijk tekort en ouderdom niet uit de weg kunnen gaan, maar dat het echte menselijke lijden pas ontstaat in de begeerte en het verzet, de angst, de ontkenning en het bevechten van pijn en gebrek. Aan deze laatste vorm lijden aan pijn kunnen we een eind maken. En het grootste deel van de leer van de Boeddha gaat over hoe je aan dat ‘lijden aan het lijden’ een eind kunt maken.
Dit onderscheid tussen twee soorten lijden is essentieel, want vaak wordt door veel mensen Boeddha’s leer verkeerd begrepen. Boeddha zegt dus dat pijn, ziekte, ouderdom, gebrek en verlies onontkoombaar zijn, maar dat we daar in vrede mee kunnen leven, met levensvreugde, verlicht zelfs.
Maar wij zijn het zelf die een groter, ons grootste, lijden scheppen. Wat ons tegenhoudt om met levensvreugde te leven is het verzet tegen wat er is (wat hij haat noemt), de begeerte naar wat er niet is (de hebzucht) en de onwetendheid, omdat we maar achter onze illusies aan blijven rennen. Deze drie: afkeer, hebzucht en onwetendheid, noemt hij de drie wortels van het lijden.
We willen niet wat er is, we doen er alles voor om het anders te maken. En dat doorspekt ons hele dagelijks leven en handelen. Als we gelukkig zijn en geld hebben zijn we bang het kwijt te raken, als we niet gelukkig zijn maakt het geluk van anderen ons boos en jaloers. We denken dat we gelukkig zullen zijn als we iets krijgen waar anderen gelukkig mee zijn. En bovendien hebben we er geen benul van dat we door ons verzet en onze hebzucht zélf ons lijden scheppen.
Als we dit beseffen hebben we ook de basis te pakken van de weg die leidt tot beëindiging van het lijden. Als we ons verzet opgeven, de begeerte naar rijkdom en geluk laten varen en inzicht veroveren in de oorsprong van ons lijden – dan eindigt ons lijden.
Eigenlijk is dit de kern van de leer van Boeddha: besef dat je ongeluk voortkomt uit ‘het willen dat het anders is dan het is’. De boodschap is: houd je geluk niet vast en vrees de pijn niet – wees met wat er is, dan ben je weliswaar niet pijnvrij, maar wel ben je vrij van het geestelijk lijden aan de pijn.

Terug naar meditatie

En hier komt de meditatie om de hoek kijken, waarvan ik u een tijdje geleden in mijn verhaal vertelde dat ik er via de omweg van geschiedenis van het boeddhisme op terug zou komen. De meditatie dus. Want hoe kun je nu beter je lijden aan het lijden onder ogen zien, dan door je geest te observeren? Zeker hier in het westen, waar ons leven gedreven wordt door individualistische ambitie en consumptie en streven naar geluk – hier is een kijk in de werking van je eigen geest en neigingen verhelderend.
De deugd van de vrijgevigheid als beoefening – zoals in het Oosten – slaat bij ons niet aan – daar zijn wij te materialistisch en individualistisch, zo niet egoïstisch, voor. Maar meditatie, inzicht in de kronkels van onze geest – dat boeit ons. Overigens viel het me als directeur van de Tiltenberg op dat hoe strenger de meditatieretraites waren, des te meer mannen deelnamen. Ook hier kun je dus je ambities in uitleven!

Ten slotte

De Boeddha heeft tal van lessen doorgegeven, hij is tenslotte erg oud geworden, in de 80. De canon van het boeddhisme, de toespraken van de Boeddha, is een rij boeken van meer dan een halve meter. De kern is steeds het opheffen van het lijden aan het lijden en de rest van de leer is grofweg een uitwerking hiervan.
De Boeddha heeft nooit een godsdienst willen stichten – op de vraag of er een schepper is gaf hij ten antwoord dat er vragen zijn waar geen antwoord op te geven is. Het boeddhisme is dus zeker geen godsdienst, ook al lijkt het er soms op in het volksgeloof met de godenbeeldjes, de tempels en de devotie. Het boeddhisme is een leefwijze, waarvan inzicht en vrijgevigheid de basis zijn. De Boeddha benadrukte ook dat je hem vooral níet moest geloven – je moet het zelf ondervinden. Boeddhisme is een levenslang leerproces, op weg naar verlichting van je geest, uitdoving van je egoïstische neigingen en opwekken van vriendelijkheid, mededogen, medevreugde en gelijkmoedigheid.
Hoe wrang is het dan om te zien dat ook deze leer gecorrumpeerd kan worden, en net als alle idealen en ideologieën tot extremisme kunnen leiden. Ook het Boeddhisme kan misbruikt worden voor haat tegen andersgelovigen en begeerte naar zuiverheid en gelijk hebben. Dus de aansporing van de Boeddha om vooral zelf te blijven kijken en onderzoeken en testen kan niet genoeg herhaald worden.

Dank u wel.